Hoe groot moet je moestuin zijn?
Dat heb ik me al dikwijls afgevraagd. En zeker nu iedereen massaal aan het tuinieren is, krijg ik die vraag ook van anderen. Het is geen onlogische vraag. Stel dat er echt een gigantische lockdown aankomt waarin we niet meer naar de supermarkten mogen, zijn aangewezen op voedselpakketten die geleverd worden en enkel in onze grote tuin mogen (Spoiler, met een kleine tuin of balkontuin kom je er zeker niet) : hoeveel grond moet je dan hebben om zelfvoorzienend te zijn?
Zolang het natuurlijk enkel over groenten en fruit gaat. Want als je een steak of ribbetjes wilt eten of je eigen brood wilt bakken met verse granen, heb je natuurlijk wel een pak meer grond nodig. Nu wat blijkt, je hebt eigenlijk opvallend weinig grond nodig om er het hele jaar rond van te kunnen leven. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) raadt minimum 400 gram groenten/fruit aan per dag. Al is het dubbele wel beter. Maar goed, we gaan even uit van het absolute minimum. Hoeveel heb je dan nodig?
Zelf in je eigen groenten en fruit voorzien: 35-40 m2
400 gram per dag komt neer op 146 kg per persoon per jaar. De meeste groenten hebben opbrengsten die variëren van een tot vier kilo per vierkante meter. Als je er dus in slaagt om twee keer per jaar op 1 vierkante meter een gewas te telen, zit je dus op 35-40 vierkante meter per persoon. Reken voor een gezin met twee kinderen dus al snel op 120-130 vierkante meter. Groot, maar nu ook weer niet gigantisch.
Groenten en fruit bestaan voornamelijk uit water, waardoor je al snel hoge opbrengsten per vierkante meter kan halen. Nadeel van zelfvoorzienend te zijn, is dat je wel altijd de groenten van het seizoen moet eten. Dus geen tomaten in de winter – zelfs niet met een serre. Al heb je die serre wel nodig om het meeste uit je moestuin te halen. Het grote voordeel van een serre is dat je zo soms tot twee maanden vroeger aan het moestuinseizoen kan beginnen en het ook langer kan laten duren. Maar zelfs dan is er nog geen 100% zekerheid dat je het een volledig jaar uitzingt met groenten uit de moestuin.
Waarom niet?
Een moestuin is geweldig, maar er kan ook geweldig veel mislopen. Het voorbeeld hierboven gaat uit van een perfect moestuinjaar. Ideaal weer het jaar rond, geen plagen, geen droogtes en maximale opbrengst per vierkante meter. Laten we even eerlijk zijn, in België krijg je met dit alles te maken. Droogtes voorop. Als ik een half uur in mijn moestuin werk, zit er in mijn neus meer stof dan na 5 dagen Pukkelpop in mijn jonge, wilde jaren. Dan zijn er nog bladluizen en de Coloradokever. Geen insecten die alles opvreten, maar die wel de productie van de plant onderdrukken waardoor er minder opbrengst is. Plus je hebt de nodige ervaring nodig om zo’n project tot van begin tot een goed einde te brengen. Zeker in de winter.
Verder wordt er naast je moestuinskills ook beroep gedaan op je kookskills. Gesteld dat je een perfect jaar hebt en de perfecte oogst hebt, dan ga je van einde mei tot einde september zoveel uit je moestuin halen dat je het niet meer op kunt eten. Dus twee grote diepvriezers zijn ook zeker nodig. Daarnaast kun je groenten ook inmaken of fermenteren. Of zeg ik beter ‘moet’ je ze inmaken of fermenteren. Knolgewassen kun je inkuilen om langer te bewaren. Al deze technieken en al deze groenten heb je nodig voor één kritiek moment in het moestuinjaar:
The Hungry Gap
Ergens einde maart, begin april is er The Hungry Gap. Een periode van enkele weken, soms wel enkele maanden, waarin er amper iets geoogst kan worden. De laatste kolen, preitjes en pastinaken zijn geoogst en de eerst nieuwe groenten zijn in aantocht, maar nog niet klaar om te oogsten. Deze periode wordt The Hungry Gap genoemd. En deze periode moet je dan overleven met de laatste restjes ingekuilde groenten, ingevroren potjes en gefermenteerde bokalen.
Het vraagt een gigantische planning, moed en zelfopoffering om een project als dit te doen slagen. Bovendien hebben we allemaal wel ‘goestingskes’. En lamsstoofpotje met aubergines rond Pasen wordt dan wel een heel moeilijk verhaal bijvoorbeeld. Maar moeilijk gaat ook.
Wie waagt zich er eens aan?