De moestuin: een verhaal waar iedereen gelukkig van wordt.
In De Morgen was er dit weekend een tof artikel van Wim Lybaert over zijn moestuin. En hoe gelukkig dat hem maakt. Voor mij persoonlijk vrij herkenbaar. Lees zijn mooie verhaal hier maar eens:
Dit weekend wordt het 18 graden. Het is weer van dat. De grasmachine wordt van stal gehaald, de laatste herfstbladeren bijeengeharkt en het wordt koppen lopen in de tuincentra. Maar dit jaar is het net ietsje anders. Voor het eerst sinds lang zullen er ook massaal veel Vlamingen de moestuin induiken. En reikhalzend uitkijken naar die eerste zoete zomerframboos, naar de eerste jonge aardappeltjes, naar die perfect zongerijpte vleestomaat.
Is moestuinieren de nieuwste hype, en voorbijgaand van aard? Of pikken we de draad opnieuw op van mijn grootouders die hele weekends spendeerden in hun ‘lochting’?
Ochtendwandeling
Ja, ik denk oprecht dat we die draad opnieuw oppikken, dat moestuinieren een blijvertje is. Ik kan wel honderd redenen verzinnen waarom: voor de niet te evenaren smaak van een vers geoogste suikermaïs, de pure schoonheid van een pompoenbloem, de verwondering bij het kiemen van een simpel radijszaadje of de trots bij het oogsten van je eerste asperges. Maar dé hoofdreden waarom er een nieuwe generatie moestuiniers aan komt, is veel eenvoudiger: je wordt er gewoon simpelweg gelukkig van.
Ik heb het uit eigen ondervinding.
In mijn moestuin staan een dertigtal aardbeiplantjes, een tiental verschillende variëteiten. Aardbeien kweken is geen kunst, je moet er alleen begin juni een net over spannen (5 minuten werk) of de vogels zijn er mee weg. Goed vastmaken tegen de grond is de boodschap, want één kleine opening en een merel vindt zo de ingang naar het aardbeienparadijs.
In de oogstperiode maak ik dan iedere ochtend, in alle vroegte, voor de rest van het huis wakker is, een wandeling door mijn moestuin. Meestal in pyjama nog, kop koffie in de hand. De rijpe aardbeien zijn dan nog lekker fris van de koele nacht. Maar vorige zomer was er iets eigenaardigs aan de hand. De plantjes hingen telkens vol onrijpe aardbeien, maar om de één of andere reden vond ik nooit een rijpe.
Ochtend na ochtend ging ik met goede moed naar mijn aardbeibed, steeds kwam ik met een leeg vergiet terug naar binnen. Check, dubbelcheck, geen openingen voor de vogels. Wie was die nieuwe, onzichtbare belager toch? De poes van de buren? Slakken? Erger nog, muizen of ratten? Ik kreeg er kop noch staart aan. Ik moest en zou het mysterie oplossen. Ik nam die middag vrij en ging in mijn tuinhuisje zitten met zicht op de aardbeien. Vruchteloos tuurde ik uren door het raam, speurend naar de kleinste verdachte beweging.
Trampoline
Rond vier uur hoorde ik mijn kinderen thuiskomen van school. De twee jongens klommen de trampoline op en mijn dochter van drie zag ik naar het tuinhuisje wandelen. En net toen ik naar buiten wou komen om ze te begroeten hield ik mij in. Ik zag hoe ze heel voorzichtig het aardbeinet losmaakte en met haar kleine handjes de ene na de andere rijpe vrucht in haar mondje stak. Ze was heel ervaren, want de net-niet rijpe liet ze hangen. Die zien er voor een ongeoefend oog net hetzelfde uit, alleen is er om het kroontje nog een klein wit vlekje te zien. Na een kwartiertje of zo, na het deskundig plunderen van het aardbeibed, zorgde ze ervoor dat het vogelnet heel secuur terug op zijn plaats lag.
Ik was de gelukkigste mens van de wereld. Niet alleen was het mysterie opgelost, ook had mijn dochter uit eigen beweging rijpe van onrijpe aardbeien leren onderscheiden. Meer nog, ik wist nu dat ze ooit, in de verre toekomst, zelf ook een moestuin zou willen. De smaak van je eerste zelf geplukte aardbei vergeet je nooit. En dat zal ze op haar beurt ook aan haar kinderen willen meegeven…
Schoon he?